De pitmanarm verbindt het stuurhuis, bevestigd aan de onderkant van de stuuras, en de midden-/sleepverbinding. De Pitman-arm zet de radiale beweging van de stuurkolom of as om in de lineaire beweging die de wielen van de auto laat draaien. Wanneer aan het stuur wordt gedraaid, draait het wormwiel aan de onderkant van de stuuras een stel tanden.
Dit veroorzaakt een versnelling om de pitmanarm te bedienen, wat er op zijn beurt voor zorgt dat de stuurinrichting de wielen laat draaien. De tussenarm onderhoudt het stuurmechanisme tegenover de pitmanarm. De midden-/sleepverbinding en de trekstangen zijn verbonden met de spanarm. Wanneer aan het stuur wordt gedraaid, wordt de pitmanarm geactiveerd, die op zijn beurt de tussenarm in een parallelle roterende beweging beweegt.
Deze reeks acties laat uiteindelijk de wielen van het voertuig draaien. De trekstangen houden het wiel recht, met minimale besturing, en kunnen ook de trekbelastingen van het sturen aan. Het binnenste uiteinde van de spoorstang ligt dicht bij de hartlijn van de auto. Het brengt de beweging van het stuurhuis over naar het buitenste spoorstanguiteinde.
De Stuurweerstandslink De binnenste en buitenste spoorstangeinden zijn in principe respectievelijk in lijn en haakse kogelgewrichten. Het ene uiteinde van de sleepkoppeling is verbonden met de pitmanarm en het andere uiteinde is bevestigd aan de spanarm. Het brengt de beweging van de pitmanarm over op de tussenarm. De lengte van de sleepverbinding heeft invloed op de stuurverhouding.